Afstudeeronderzoek: Leesvaardigheid cruciaal voor internetwijsheid

LEESVAARDIGHEID CRUCIAAL VOOR INTERNETWIJSHEID

Het slecht lezen van teksten vormt een belemmering voor de internetwijsheid van leerlingen. Dit stelt Joost Schellevis (1989) vast in zijn afstudeerscriptie, getiteld Internetwijsheid. Vaardigheden van kinderen met informatie op internet. De belangrijkste aanbeveling die uit zijn onderzoek voortvloeit is dat in het leesonderwijs op de basisschool meer moet worden geoefend met zakelijke teksten, zoals journalistieke artikelen.

Doel van het onderzoek
‘Internetwijsheid’ is het resultaat van een afstudeeronderzoek dat Schellevis uitvoerde in opdracht van Stichting Krant in de Klas. Het doel van deze opdracht was om te achterhalen hoe kinderen wegwijs kunnen worden gemaakt in de online nieuwsberichtgeving in het algemeen, en in het bijzonder van die van dagbladen. Daartoe heeft Schellevis op twee basisscholen in Noord-Holland onderzoek verricht naar de wijze waarop leerlingen in de bovenbouw (groep 7 en 8) online nieuwsberichten lezen.
Voor zijn onderzoek heeft Schellevis een aantal nieuwsberichten van diverse bronnen geselecteerd en daarbij opdrachten samengesteld. De leerlingen moesten de teksten lezen en daar vragen over beantwoorden. Daarnaast kregen zij een internetzoekopdracht.

Knelpunten: leesvaardigheid en belang van betrouwbaarheid bronnen
Enkele jaren geleden werd de ‘Google-generatie’ of de ‘Generatie Einstein’ nog bejubeld, omdat jongeren met het grootste gemak de nieuwe media omarmen. Inmiddels worden sterke kanttekeningen geplaatst bij de internetvaardigheden van jongeren. Recent bleek nog uit het onderzoek ‘Einstein bestaat niet’ van Remco Pijpers en Thomas Marteijn (oktober 2010) dat jongeren weliswaar veelvuldig online actief zijn, maar dat zij grote moeite hebben met het beoordelen van de inhoud die ze daar tegenkomen. Vooral het bepalen van de betrouwbaarheid van informatie blijkt een probleem.

Het onderzoek van Schellevis biedt een belangrijke inhoudelijke aanvulling, omdat een aantal oorzaken van dit probleem in kaart worden gebracht. Schellevis heeft letterlijk over de schouders van de leerlingen meegekeken toen zij de vragen beantwoordden en de internetzoekopdracht uitvoerden. Uit zijn analyse komen twee belangrijke knelpunten naar voren bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van informatie:
1. (Veel) Leerlingen lezen de voorgelegde tekst slecht.
2. De betrouwbaarheid van informatie boeit (veel) leerlingen niet.

Een belangrijk criterium bij de leesopdrachten was dat de leerlingen de antwoorden op de vragen uit de tekst moesten afleiden. Het bleek echter voor veel leerlingen lastig om dichtbij de bron te blijven. Het lijkt erop dat zij graag willen laten zien wat zij zelf weten en daardoor kennis die zij elders hebben opgedaan, in hun antwoord verwerken – in plaats van zich te baseren op de tekst. Maar ook waar leerlingen andere teksten raadpleegden, werden onjuiste passages aangehaald bij het beantwoorden van de vraag.

Dat leerlingen het moeilijk vinden om de betrouwbaarheid van teksten te beoordelen, is niet alleen te wijten aan het feit dat zij problemen ondervinden bij het bepalen van die betrouwbaarheid – omdat de afzender te onduidelijk is, of omdat ze niet weten hoe zij de ene bron moeten vergelijken met andere. Het voornaamste probleem is dat zij zelf het belang niet lijken in te zien van het vaststellen van de betrouwbaarheid van informatie.

Meer oefenen met nieuwsteksten in leesonderwijs
De conclusie dat jongeren moeite hebben met het vaststellen van de betrouwbaarheid van informatie, kan leiden tot aanbevelingen aan het adres van afzenders van informatie (webredacties, reclamemakers, journalisten, etc) om transparanter of duidelijker te communiceren.

Fifi Schwarz, directeur van Stichting Krant in de Klas, leidt uit de bevindingen van Joost Schellevis ook een andere aanbeveling af, namelijk dat "in het leesonderwijs veel meer aandacht moet worden besteed aan het lezen en bespreken van zakelijke teksten, zoals krantenartikelen. " Daarbij is volgens haar vooral van belang dat leerlingen worden geconfronteerd met verschillende tekstgenres en dat zij verschillende bronnen naast elkaar leren gebruiken. Teksten die speciaal op jonge lezers zijn afgestemd of voor hen zijn bewerkt, zijn hierin slechts ten dele behulpzaam. Vereenvoudigde berichten leiden niet altijd tot groter begrip van de nieuwsgebeurtenis. Het vergelijken van verschillende teksten stimuleert juist het bewust omgaan met bronnen.

Stichting Krant in de Klas ziet in de bevindingen van Joost Schellevis dan ook een bevestiging van het uitgangspunt dat taalvaardigheid een belangrijke vereiste is voor internetwijsheid en mediawijsheid. Internetwijsheid. Vaardigheden van kinderen met informatie op internet vormt aanleiding voor KiK om het 5-W-vragenmodel nader uit te werken voor het primair onderwijs.

Meer informatie
Joost Schellevis heeft met zijn scriptie zijn opleiding Media, Informatie en Communicatie aan de Hogeschool van Amsterdam voltooid. Inmiddels is hij als freelance journalist werkzaam voor Tweakers.net. Het gehele onderzoek is gepubliceerd op www.internetwijsheid.nl.
Stichting Krant in de Klas blijft zich inspannen om van jonge mensen kritische nieuwsconsumenten te maken door kranten – op papier en digitaal – in te zetten als lesinstrument voor taalvaardigheid, mediawijsheid en burgerschap.

Lees Internetwijsheid. Vaardigheden van kinderen met informatie op internet op www.internetwijsheid.nl
Voor meer informatie over Stichting Krant in de Klas, zie Over de organisatie

Nieuwsbrief